‘Niet piepen, maar creatief zijn. Steeds kijken wat wel kan. Zo komen we door de crisis,’ denkt Manja Bunschoten (65). Een van de eerste dingen die ze deed tijdens de eerste lockdown was tulpen bestellen. Ja, echt! ‘Niets mocht, niets kon,’ kijkt ze terug. ‘Bloementelers bleven met massa’s bloemen zitten. Ik belde er een die ik ken. “Joh,” zei ik, “wil jij morgen even honderd bosjes brengen voor onze cliënten?” Win-win, denk ik dan.’
Samen met haar collega’s is Manja steun en toeverlaat voor honderden inwoners van Amstelveen-Noord die thuis zorg nodig hebben. Niet alleen medisch – denk aan medicijnen, infusen, stoma’s, wondverzorging, of zelfs naspoelingen bij chemo – maar ook emotioneel. Manja gelooft heilig in het huis als haven. ‘Ook mensen met dementie kunnen vaak lang thuis blijven wonen,’ zegt zij. ‘Als je maar zorgt voor regelmaat. Op tijd uit bed, wassen, ontbijten, koffie, bewegen, schoonmaken, dagbesteding. Al die vaste bezigheden die houvast geven.’
Corona betekende een enorme inbreuk voor de dagelijkse routine van de wijkzorg. ‘We konden minder zorg leveren, moesten onszelf verpakken, afstand bewaren, na afloop als een witte tornado door het huis. Je kon bijna niet voorzichtig genoeg zijn, had je het idee.’
Meteen al in de eerste golf werd Manja heftig met de nieuwe realiteit geconfronteerd. ‘Een ernstig demente patiënt,’ vertelt ze, ‘die een blaasontsteking kreeg, en toen een longontsteking. Achteraf bleek het geen corona, maar dat wisten we toen nog niet. Het was in korte tijd gebeurd met deze man. Zijn vrouw was heel dankbaar dat hij thuis was. Maar toen moest het ergste voor haar nog komen. Dat was de arts die na het overlijden verscheen. In maanpak, helemaal weggestopt. “Manja,” zei ze na afloop. “Ik vond het zó erg. Hij bleef bij de deur staan. Ik heb niet eens zijn gezicht gezien. We moesten schreeuwen om elkaar te verstaan.”’
Daarna die zwarte zak. Ook Manja vindt het nog steeds een luguber beeld. Onpersoonlijker kon haast niet. En uiteindelijk, vindt zij, gaat zorg juist om persoonlijk contact en menselijke warmte.
Als lid van een soort wijkzorg-OMT vocht Manja onder andere voor het openblijven van de dagbesteding in de tweede golf. ‘”Kijk wat je kunt doen,” zeg ik steeds tegen collega’s. “Er is misschien meer mogelijk dan je denkt.” De meeste cliënten hebben alle begrip voor belemmeringen. Een paar keer minder douchen vinden ze meestal lang zo erg niet als een uur minder aandacht.
Wij zijn daarom ook veel gaan bellen. “Jan,” zei ik laatst tegen iemand die thuis zat te verpieteren. “Zet je pet op, je gaat een stukje lopen.” “Wat?” zei hij. “Ik?” “Ja,” zei ik. “Heb je je sleutels? Hoppakee. Ik loop met je mee.” Hij vond het prachtig. Dat het zomaar kon! En zo kun je dus het verschil zijn tussen een leuke en een verpeste dag.’